In het weekend ben ik een beetje webmoe. Ik ben meestal druk bezig en schiet het er een beetje in om logjes te schrijven, laat staat weblogs te bezoeken. Om toch ook in het weekend mijn lezers te verblijden met een weblog, zal ik elk weekend een speciaal logje plaatsen en wel over een van mijn grootste passies: muziek. Natuurlijk luistert bijna iedereen naar muziek. Maar luistert u wel of gebruikt u de muziek puur als muzikaal behang en luistert je eigenlijk wel eens goed naar de tekst? Natuurlijk 9 van de 10 nummers zijn in de catagorie van:
Toedoeloedeloe,
I love you,
You love me
Tralala traladee
Zulke liedjes zijn bij tijden zeker leuk om te luisteren, maar ik wil elke week hier een songtekst plaatsen die wat meer vertelt. Liedjes die mij raken, mij weten te raken of teksten die te maken hebben over zaken die mij de laatste tijd bezighouden. Nu is muziek iets heel persoonlijk en dat de een mooi vindt, vind de ander weer kattengejank. Hetzelfde geldt ook voor songteksten. Toch hoop ik dat de geplaatste songteksten jullie ook zullen raken of tot denken nazet.
Met de eerste tekst spring ik in op een onderwerp die mij de laatste tijd bezighoudt. Namelijk de plaatsing van mijn oma in een verpleeghuis. In het kader van de vergrijzing is die een voorland voor vele van ons. Hoe zal onze oudedag eruit zien, hoe kijken wij tegen ouderen aan? Deze eerste songtekst staat even stil bij
DE OUDJES
De oudjes praten niet of hoogstens af en toe met stille ogentaal
Zelfs rijk zijn ze toch arm en zonder toekomstbeeld een hart voor allen al
Hun huis geurt witte was, lavendel, koperpoets en het weerwoord van weleer
Oud zijn Amsterdam is oud zijn op een dorp, men leeft er nauwelijks meer
Eens lachten ze teveel en daarom sleept hun stem, als het over vroeger gaat
Eens huilden ze teveel en daarom parelt soms een traan langs hun gelaat
En als hun hand soms beeft, is dat dan om de klok die oud wordt op de schouw
Die slingert, kom je mee, kom je ja, kom je nee, slingert ik wacht op jou
De oudjes dromen niet, hun boeken ingedut, het harmonium op slot
De poes is ook al dood, het zondags glaasje port maakt niet meer dol of zot
De oudjes zitten stil, gerimpeld hun gebaar, hun wereld uitgezet
Van ‘t bed naar het raam, van ‘t bed naar de fauteuil en van ‘t bed naar bed
Ze gaan alleen nog uit, voorzichtig arm aan arm, gekleed in mijmerij
Voor de begrafenis van wie nog ouder was, nog lelijker dan zij
Een uur van stille rouw, dan is daar weer de klok die voort klikt op de schouw
Die slingert, kom je mee, kom je ja, kom je nee, slingert ik wacht op jou
De oudjes sterven niet, eens vallen ze in slaap en slapen al te lang
Ze klampen zich wel vast, maar vallen doen ze toch, al zijn ze vallens bang
Een valt, de ander blijft, degene die ‘t liefste was, ‘t meest of het minst in tel
Dat doet er weinig toe, degene die achterblijft is het eerste in de hel
Soms ziet u hem wel gaan, soms ziet u haar wel staan triest in een regen straat
Al schuifelend door vandaag, prevelend een zacht excuus dat het niet vlugger gaat
U ziet ze voor u uit, wegvluchtend voor de klok die voort klikt op de schouw
Die slingert, kom je mee, kom je ja, kom je nee, slingert ik wacht op jou
Die slingert, kom toch mee, kom je ja, kom je nee, slingert en wacht op ons
(Jasperina de Jong – De Oudjes)