Vandaag was de dag dat ik mijn jeugdtrauma’s onder ogen zou komen. Nee, schrik niet. Het is geen wereldschokkend trauma, maar één woord staat diep in mijn herinneringen gegrift, een woord die de koude rillingen over mijn rug doen lopen. En dat woord is… Hoenderloo. Hoenderloo, een pittoresk dorpje midden in de bossen van de Veluwe. Wie kan daar nu een hekel aan hebben? nou ik! Het was 32 jaar geleden dat ik er voor het laatst ben geweest. En nu keerde ik weder.
Vroeger gingen we nooit op vakantie, het buitenland had ik nog nooit gezien en Amsterdam ontvluchtte wij zelden. Misschien hielden mij ouders niet van vakanties of hadden ze er geen geld voor. Dit alles veranderde in 1972. Want, jawel wij gingen met een bungalowtent op vakantie. Op de camping in Hoenderloo om precies te zijn. En oh joepie, joepie wat had Jeffie een plezier daar. Wij hebben maar liefst 2 jaar daar op de camping gestaan. Samen met mijn oom en tante die naast ons een tent hadden. Al snel kwam ik erachter dat kamperen echt niks voor mij is. Ten eerste viel ons meteen op dat Hoenderloo een ander woord was voor “stadje waar het altijd regende”. De regen kwam met bakken uit de lucht vallen zodat wij bijna altijd in de tent moesten blijven of we mochten naar de camping naast de onze waar een aantal flipperkasten en andere spelletjes stonden. Maar van het zwembad, dat onze camping had, hadden wij amper tot geen gebruik kunnen maken omdat je buiten het zwembad natter werd dan in het zwembad. ’s Nachts sliep je in klamme slaapzakken op een luchtbedje en ook toen was ik al constant bang dat er een of ander eng beest in mijn slaapzak was gekropen. Overdag leefde we op boterhammen met campingboter uit die blikken en daar dik bebogeen op. ’s Avonds probeerde mijn moeder nog een prakje te maken op zo’n gasstelletje. Douchen moest je in die enge ruimtes waar je een muntje in moest gooien voor heet water en dan snel douchen want voor je het wist stond je te bibberen onder een koude waterstraal.
Twee dingen zijn me nog goed bijgebleven uit Hoenderloo, het zijn ook de verhalen die nog steeds de familie doorgaan. Laat ik ze dan maar voorblijven en ze zelf maar vertellen dan hebben we dat alvast gehad. Toen wij gingen kamperen namen mijn ouders een chemisch toiletje mee, spiksplinternieuw en nog nooit gebruik maar daar zou snel verandering in komen want ik voelde een behoorlijke kramp op komen. Dus de kleine Jeffie mocht achter een zeiltje zijn behoefte doen op het chemisch toilet. Nou ja, je kan wel raden wat er dus gebeurde, de lucht in de tent was ineens zeer bedrukt en rook niet echt meer naar viooltjes. Mijn moeder probeerde het product van die vieze lucht te doden met een chemisch oplosmiddeltje, maar wat ze ook probeerde, mijn drolletje bleek bestand tegen de heftigste chemische troep. De volgende dag bleek hij nog steeds vrolijk te drijven in het blauw chemisch vocht. Het chemisch toilet werd dus nooit meer gebruikt en vanaf die tijd moesten wij dus door de noodweer naar de toiletten rennen met een closetrol onder de arm. De toekijkende medekampeerders wisten dus precies wat je ging doen. Je schaamde je rot.
Het tweede wat mij nog is bij gebleven was het tweede jaar dat we op de camping stonden. Er waren die zomer veel voetbalwedstrijden die mijn vader graag wou zien, dus had hij voor veel geld een klein tv’tje gekocht zodat hij geen wedstrijd hoefde te midden. De auto werd uitgepakt, de tv werd midden in de tent op de grond gezet. Jeffie zag de TV niet, struikelde er over en belande met zijn kont boven op de TV! Kapot….. Mijn vader zou een moord doen voor voetbal. Een moord!!! Ik slikte en maakte dat ik uit de voeten kwam en ben een paar uur (natuurlijk in de stromende regen) weggebleven. Uiteindelijk is het toch wel goed afgelopen want hey! Ik leef nog.
Nee, ik heb het niet zo op Hoenderloo, maar vandaag dus toch een kijkje genomen of het nog steeds zo erg is als in mijn herinnering. De camping was zo gevonden, ook kon ik zo nog de weg op de camping terug vinden naar vwaar we gestaan hadden. Maar er stond geen tent of kip-caravan meer op de kaping. Alles had ruimte gemaakt voor stacaravans en bungalowhuisjes. Alles onder de noemer van groot, groter, grootst. Door de een werden we met een schuin oog bekeken en door de ander hartelijk begroet, maar een ding wist ik zeker. Ik wil nooit meer op de camping! En al helemaal niet meer in Hoenderloo. Was het vroeger nog een rustiek plaatsje, nu stikte het van de toeristen en er ontstond zelfs een ware file in Hoenderloo.
Gelukkig kwamen we op de terugweg langs de Leemsterheide waar we prachtige foto’s van gemaakt hebben, hebben Wim, Paula en ik poffertjes en een ijsje gegeten en al snel waren de oude fantomen uit het verleden begraven en hebben nu een plekje gekregen, maar wat belangrijker was: Het was die dag droog in Hoenderloo.