Omdat mijn treinreis zo’n 45 minuten duurt zorg ik dat ik altijd wat leesvoer bij mij heb, dus vanmorgen ging ik naar het boekenwinkeltje op het station. Ik pakte een van de tijdschriften uit het rek en liep naar de kassa…
(schoof het blad naar de kassadame)
Ik: Alstublieft
Zij: Dank u wel. Dat is dan een euro tien
(ik graai in mijn portemonnee en geef haar het geld)
Ik: Alstublieft
Zij: Dank u wel
(ze graait in de kassa naar het wisselgeld)
Zij: Alstublieft
Ik: Dank u wel
(Ze overhandigt mij het tijdschrift)
Zij: Alstublieft
Ik: Dank u wel. Tot ziens
Zij: Tot ziens
Terwijl ik naar de trein loop dringt het absurde gesprek tot mij door. Wat een overdreven correctheid en etiquette. En het erge is dat het totaal onnadenkend gebeurd, pas als je er op gaat letten bemerkt je hoe vreemd het is. Een flauwe glimlach vormt zich om mijn lippen. Ik stap de trein in en plof neer op mijn plekje: het klapstoeltje op het lege balkon, lekker veel been- en zitruimte. De conducteur fluit, de deuren sluiten en langzaam maar zeker zet de trein zich in bewezig. Ik pak mijn tijdschrijft, begin te lezen en de wereld om mij verdwijnt.
Opeens staat hij naast mij. Ik schrik mij suf. Schuin kijk ik omhoog en zie hem staan. Het is een licht getinte negroïde man van rond de 40. Onverzorgd haar, onverzorgd uiterlijk en een stelletje duffe ogen in zijn hoofd. Hij ziet eruit als een junk of een geestelijk gehandicapte man. Hij begint zijn monoloog tegen mij: of ik lekker naar mijn werk ga, wat voor werk ik doe en nog meer. Waarom voel ik mij zo ongemakkelijk en opgelaten? Wat moet die vent van me? Ik weet er niet mee om te gaan en een beetje bits geef ik de man zo goed en kwaad als ik kan antwoord terug. Hij is amper te verstaan. Hij mompelt iets over dat zijn familie dood is en zijn huis verwoest. Er valt een korte stilte en dan volgt de hamvraag waar ik eigenlijk al op zat te wachten: Heeft u 50 cent voor mij? Hij kijkt mij wezenloos aan als ik zeg dat ik geen geld bij mij heb. Stilzwijgend loopt hij verder en even later hoor ik hem een gesprek beginnen tegen zijn volgende slachtoffer.
Waarom kan ik wel zo vriendelijk en politiek correct doen tegen een wildvreemde kassajuffrouw maar ben ik terughoudend en achterdochtig als iemand in de trein spontaan een gesprek begint? Is dit het gevolg van een verharde maatschappij waarin geen tijd meer is voor spontaniteit en vriendelijkheid? Waarom kijken we vreemd op als een vreemde ons aanspreekt? Tijd om de muur om ons heen af te breken.