Met een sprintje stoof ik de trappen af. De overstaptijd tussen de trein en de bus naar huis is miniem en vaak heb ik maar één minuut om bij de bus te komen. Gelukkig stond de bus er gisteren nog. Met de tong op mijn knieën stapte ik de bus in. Het was niet zo druk. Ik keek een beetje de bus in. Er zat een oudere vrouw, een Surinaamse dame op leeftijd en een Indische jonge vrouw met een kinderwagen en een knulletje die van voren naar achteren rende, als was de bus een race-parcours. Ik wou net op een van de stoelen neerploffen toen ik hem zag. Ongetwijfeld een zwartrijder, die zich stilletjes verstopt had bij het raam, slechts centimeters van de plek waar ik neer wou ploffen. Het was een libel, de grootste die ik ooit had gezien. Met een vleugelspanwijdte van zeker 15 – 20 cm. IEKS…. Even hing in stil in de lucht, dit was geen goede plek om neer te ploffen. Snel ging ik op een andere plek zitten. Mijn mede-reizigers zagen mijn kapriolen en ook de oorzaak. “Wat een joekel” zei de oude vrouw. Op dat moment sloten de deuren van de bus en hij begon te rijden. Daar zaten we dan, gevangen in een bus met een joekel van een libel die elk ogenblik zijn vleugels kon laten wapperen en ons terroriseerde. Dat gebeurde niet en angstaanvallig hielden wij met z’n allen onze ogen op de libel.
“Als hij gaat vliegen, ga ik rennen” zegt de dame met kinderwagen dreigend.
“Ik ren met je mee hoor” vul ik aan.
“Volgens mij is hij niet echt, zal ik hem even pakken?” zegt de Surinaamse dame.
“NEEEEE….” Gillen we met z’n allen in doodsangst uit.
“Ze steken hard hoor” roep ik uit.
De Surinaamse dame is zwaar onder de indruk van ons protest en hou zich koest. Ondertussen rijden we de wijk in. Hotsend en botsend gaan we de verkeersdrempels over. De libelle maakt nog steeds geen aanstalten om te vliegen. Nog nooit heeft een busrit zo lang geduurd. Daar komt mijn halte in zicht. Nog even… Nog even.. mompel ik. De deuren zwaaien open en snel loop ik naar buiten. De oude vrouw neemt een spurt voorbij de libelle en met een verbazende lenigheid spring ze de bus uit. Aan de veilige kant van het glas bekijken we de libel van dichtbij, eigenlijk is het een heel mooi dier met vleugels als glas in lood ramen. Terwijl we met onze neus bijna tegen de ramen aan staan begint de bus weer langzaam te rijden en verdwijnt de libel uit het zicht. Libellen zijn mooi maar horen toch echt niet thuis in de bus. De oude vrouw is het roerend met mij eens.