Nee, ik ben vrijdag dus niet gezonken maar had niet de puf om eerder te loggen. Je denkt dus een lekker rustig weekje te hebben nu Wim weg is en ik een week vakantie heb. Nou, niks is minder waar hoor. Ik heb al een paar drukke dagen achter de rug. Vrijdag dus het feest van Wim’s oom en tante. Laten we daar maar mee beginnen.
Ik schreef de vorige keer al dat ik er niet echt naar uitzag vanwege mijn watervrees en het feit dat het feest gehouden werd op een partyboot die dobberde over de Friese meren. Nou, ik had bijna mazzel want ondanks het feit dat we op tijd waren vertrokken, leek het erop dat we niet op tijd zouden komen. Het was stampend druk op de A6, harder dan 90 km/uur konden we niet, vervolgens hebben we nog meer dan een kwartier voor de Ketelbrug gestaan omdat hij open was (of is zo’n brug nou dicht?), het volgende opstakel was een wegopbreking van tig kilometer waar je niet harder dan 70 km/uur mocht rijden en voor Joure hadden we natuurlijk ook nog een brug tegen. Kortom, we waren een dik kwartier te laat en ik had verwacht dat we alleen nog mochten zwaaien naar de voorbijvarende boot. (Helaas) we waren niet de laatste. De boottocht viel uiteindelijk nog wel mee, een beetje krap maar boeiend gezelschap zullen we maar zeggen.
De zaterdag was gereserveerd om het huis even een goeie beurt te geven, boodschappen te doen en de tassen voor Wim te pakken. Zondag zijn we naar Friesland gereden om Jacob op te halen zodat hij bij ons kon blijven slapen en de volgende ochtend vroeg zouden we afreizen naar Hoek van Holland, waar het avontuur van Wim en Jacob zou beginnen.
Maandag was het dan zo ver. Het weer viel vies tegen. Onderweg vielen er behoorlijk wat plensbuien naar beneden, wat weggewoven werd onder het motto: “Wat nu valt, valt zometeen niet meer”. In een jaar tijd was ik de weg naar Hoek van Holland niet vergeten en reed er bijna in één keer naar toe. Het leek wel of ik gewend raakte aan het idee een week weer in mijn uppie te zijn, want het afscheid nemen was makkelijker dan vorig jaar. Terwijl ik in de auto stapte, begonnen Wim en Jacob vol goede moed aan hun tocht, in de motregen. Ik zou bijna medelijden krijgen toen ik in mijn warme droge auto stapte, maar ze doen het toch echt zelf. Een toeter, zwaaien en toch even een brokje in mijn keel wegslikken toen ik langsreed.
Eenmaal thuis dacht ik even bij te komen van een paar enerverende dagen. Maar zal ik je vertellen dat ik het nooit zo druk heb gehad als die maandag. Eerst kwam mijn zus langs met gebak. (mjammie mjammie), daarna was het de beurt aan mijn broer (waar was dat gebak???), Nancy aan de telefoon en Pasula in de chat en aan de telefoon. Iedereen dacht natuurlijk dat die arme Jef eenzaam was. Maar hoe kan ik nu eenzaam zijn met zoveel mensen om mij heen die om mij geven?