Het leven van een roker is er de laatste jaren niet makkelijker op geworden. Betaal je je letterlijk blauw, aan al die tabaksaccijnzen wordt je nog gestraft ook. Allereerst moet ik vermelden dat ik blij ben dat ik nooit een sigaret heb aangeraakt, laat staan gerookt. Ook roken de meeste mensen in mijn omgeving niet meer. En ik geef ze geen ongelijk. Roken is niet alleen slecht voor de gezondheid maar de laatste jaren wordt je als roker behandelt als een paria.
Sinds enige tijd mag er op de werkplek en in openbare ruimtes niet meer gerookt worden. En helemaal treurig ben ik daar niet op. Bij mijn vorige werkgever zat ik op een kamer met twee kettingrokers. De blauwe rookslierten vormde vreemde figuren in de lucht en de dampende walm ontnam je de adem. Het grappige was dat ons bedrijf ook luchtreinigers leverde, er stonden twee op onze kamer maar bleken weinig effect te hebben. Of die dingen werkte voor geen meter of de hoeveelheid luchtverontreiniging oversteeg de capaciteit van die apparaten.
De werkruimtes hier zijn heerlijk rookvrij en men kan met een diepe inademing heerlijke frisse lucht inademen. De verstokte rokers hebben echter een probleem. Ze zijn verstoten, als ware paria’s staan ze nu samengedrukt in een soort van bushokje met een reusachtige afzuigkap boven hun hoofd. Ja, je staat daar goed voor aap. Vroeger hadden deze paria’s een eigen rookruimte. Een waar rokershok, waar je als niet-roker wel nieuwsgierig naar was wat daar achter de gesloten deuren allemaal plaatsvond maar niet naar binnen durfde om bang te zijn dat je van de nicotineaanslag aan de muren vast bleef plakken. Die privacy hebben ze nu niet meer en ze staan daar nu te koop in hun glazen rokershuisje, terwijl de niet-rokers die langslopen naar hen kijken en gniffelen met in blik in de ogen van “ach, die zielige stumpers”.
Maar in principe hebben onze werknemers nog mazzel. Bij andere bedrijven in deze kantoorpanden worden de rokers buiten de deur gezet als ze aan hun verslaving toe willen geven. Door weer en wind zie je die zielepootjes staan. Rillend in hun driedelig pak of kokerrokje. Met z’n allen onder het afdakje terwijl je door de stromende regen een blauwe rookpluim de lucht in ziet gaan.
Maar ook buiten kantooruren hebben rokers het niet makkelijk hoor. Want even een pafje roken en vervolgens je brandende peuk op het spoor gooien of even lekker kapot trappen op het perron zit er ook niet meer in. Nee, ze staan nu voor paal bij de rookzuilen. Als kudde vee zijn ze samengedreven om toe te geven aan hun behoefte. Als deze mensen, zenuwachtig tikkend en kauwgomkauwend hun eindbestemming hebben bereikt is het eerst wat ze doen als het station verlaten… Jawel, een dikke peuk opsteken. Sommige houden het niet vol en spelen zenuwachtig met een sigaret al in de trein en de treintoiletten zijn de laatste tijd ook wel heel veel bezet... Ja, als roker heb je het niet makkelijk!
Er is maar een iemand voor wie ik geen medelijden heb en dat is De Pijp. Elke middag als ik naar het station loop ruik ik hem al. De vieze weeïge lucht komt je al tegemoet. Die smerige pijper houdt geen rekening met rookverboden en stoomt rustig verder. Ik heb liever 10 sigaretten rokers, desnoods een paar sigarenpaffers op een rijtje dan 1x zo’n vieze pijp-roker. Zou die man nu niet doorhebben hoe hij de lucht vergiftigt met zijn vieze stank die heel ver wegdraagt? In het station rookt hij gewoon door maar loopt gelukkig wel door naar de rookzuil, maar die lucht….. Alleen al erover denken doet mij bijna kotsen. De volgende keer eet ik mij gewoon helemaal vol met bruine bonen, uien en eieren, ga naast hem staan en zal hem eens goed vergassen met mijn heerlijke darmgassen en ik kan je wel vertellen…. Dat ruikt niet naar viooltjes!!! Zullen we eens zien hoe hij erop reageert. Dan moet ik wel oppassen met zijn pijp want er is dan wel gevaar voor gas-ontploffingen.