- Gegevens
- Geschreven door: Jef
Nog een dikke maand en dan is het alweer lente en als ik zo terugkijk dan heeft mijnheertje winter niet goed zijn best gedaan. Geen dikke pak sneeuw, geen bijtende kou, geen ijzel of schaatsen uit het vet. Jammer, heel jammer want ik ben een echte wintermens.
De laatste strenge winter die ik mij kan herinneren is die van 1977-1978. Ik was toen 13 jaar en vond het heerlijk om buiten te ravotten in de sneeuw, sleeen, sneeuwballengevecht. Mijn broertje had dat jaar met een stel vrienden een heel grote sneeuwhut gebouwd waarmee hij nog in de krant heeft gedaan. Maar lang kon ik niet van de sneeuw genieten. Ik werd ziek, behoorlijk ziek. Ik kon niet meer lopen en kreeg zware koorts zodat ik heftig ijlde. Mijn familie kon hartelijk lachen om de onzin die ik uit uitkraamde. Ik was het niet die de troep in mijn kamertje had gemaakt. Nee, dat waren Van Kooten en De Bie geweest. Bovendien was ik er heilig van overtuigd dat de wc-pot tegen mij gepraat had. Vlak daarna werd ik afgevoerd. Nee, niet naar een psychiatrische inrichting maar na het ziekenhuis. In Lelystad was er toen nog geen ziekenhuis, dus werd ik 35 km. verderop gebruikt naar Emmeloord. Elke dag kwamen mijn ouders trouw op visite, ondanks het noodweer. Mijn moeder kwam ‘s middags met de bus en mijn vader met mijn broertje kwamen me in de avond treiteren (mijn chocolade opeten en bekogelen met die medicijnenbekertjes_. Uiteindelijk bleek dat ik een vorm van jeugdreuma had en na medicijnen ging het langzamerhand beter met mij. Ik heb maar liefst 6 weken daar in het ziekenhuis gelegen. Van de erge winter die had gewoed waar hele dorpen in Friesland waren afgesloten van de wereld had ik bitter weinig meegekregen.
Helaas zit zo’n strenge winter er dit jaar ook weer niet in, volgend jaar hopelijk meer succes.
- Gegevens
- Geschreven door: Jef
Ik weet niet wat het is. Schrijversblok? Verschrompelde hersentjes? Geen inspiratie? Maar wat ik ook doe of probeer, een prettig leesbaar stukje komt er niet op mijn beeldscherm tevoorschijn. Ik ben gewoon aan vakantie toe…. Wie gaat er mee?
- Gegevens
- Geschreven door: Jef
Er zijn weinig programma’s op TV die ik volg. De TV wordt overspoeld met herhalingen, sport en soap-ellenede. Toch is er een programma dat wij elke week trouw zien en dat is “Wie is de mol?” Een heerlijk programma naar Belgisch concept. 10 kandidaten moeten opdrachten vervullen om geld te verdienen. Er zit echter één iemand tussen die de boel probeert te verzieken, de mol. Presentatie is in handen van Angela Groothuizen die het echt geweldig doet. Dit jaar hebben de makers gekozen om 10 (bijna) bekende Nederlanders mee te laten doen: Lottie Hellingman, Roeland Fernhout, Yvon Jaspers, Sander de Heer, Victoria Koblenko, Marc-Marie Huijbregts, Yvonne van den Hurk, Jim de Groot, Isabella Brinkman en Gijs Staverman. Behalve geld verdienen moeten de kandidaten er ook achter proberen te komen wie de Mol is. Elke week moeten ze een aantal vragen beantwoorden over de identiteit van de Mol. Degene die er het verst van af zit, ligt eruit.
Nu mag ik mij wel op mijn borst kloppen dat ik een redelijk goede mensenkennis heb en binnen 5 minuten had ik mijn Mol al gekozen: Roeland Fernhout. En wat denk je? Wordt die gozer ziek en ligt eruit. Daar gaat mijn mol…. Daaaaaaag Roeland. Hoe durft ie! Ik sta helemaal perplex.
- Gegevens
- Geschreven door: Jef
Omdat mijn treinreis zo’n 45 minuten duurt zorg ik dat ik altijd wat leesvoer bij mij heb, dus vanmorgen ging ik naar het boekenwinkeltje op het station. Ik pakte een van de tijdschriften uit het rek en liep naar de kassa…
(schoof het blad naar de kassadame)
Ik: Alstublieft
Zij: Dank u wel. Dat is dan een euro tien
(ik graai in mijn portemonnee en geef haar het geld)
Ik: Alstublieft
Zij: Dank u wel
(ze graait in de kassa naar het wisselgeld)
Zij: Alstublieft
Ik: Dank u wel
(Ze overhandigt mij het tijdschrift)
Zij: Alstublieft
Ik: Dank u wel. Tot ziens
Zij: Tot ziens
Terwijl ik naar de trein loop dringt het absurde gesprek tot mij door. Wat een overdreven correctheid en etiquette. En het erge is dat het totaal onnadenkend gebeurd, pas als je er op gaat letten bemerkt je hoe vreemd het is. Een flauwe glimlach vormt zich om mijn lippen. Ik stap de trein in en plof neer op mijn plekje: het klapstoeltje op het lege balkon, lekker veel been- en zitruimte. De conducteur fluit, de deuren sluiten en langzaam maar zeker zet de trein zich in bewezig. Ik pak mijn tijdschrijft, begin te lezen en de wereld om mij verdwijnt.
Opeens staat hij naast mij. Ik schrik mij suf. Schuin kijk ik omhoog en zie hem staan. Het is een licht getinte negroïde man van rond de 40. Onverzorgd haar, onverzorgd uiterlijk en een stelletje duffe ogen in zijn hoofd. Hij ziet eruit als een junk of een geestelijk gehandicapte man. Hij begint zijn monoloog tegen mij: of ik lekker naar mijn werk ga, wat voor werk ik doe en nog meer. Waarom voel ik mij zo ongemakkelijk en opgelaten? Wat moet die vent van me? Ik weet er niet mee om te gaan en een beetje bits geef ik de man zo goed en kwaad als ik kan antwoord terug. Hij is amper te verstaan. Hij mompelt iets over dat zijn familie dood is en zijn huis verwoest. Er valt een korte stilte en dan volgt de hamvraag waar ik eigenlijk al op zat te wachten: Heeft u 50 cent voor mij? Hij kijkt mij wezenloos aan als ik zeg dat ik geen geld bij mij heb. Stilzwijgend loopt hij verder en even later hoor ik hem een gesprek beginnen tegen zijn volgende slachtoffer.
Waarom kan ik wel zo vriendelijk en politiek correct doen tegen een wildvreemde kassajuffrouw maar ben ik terughoudend en achterdochtig als iemand in de trein spontaan een gesprek begint? Is dit het gevolg van een verharde maatschappij waarin geen tijd meer is voor spontaniteit en vriendelijkheid? Waarom kijken we vreemd op als een vreemde ons aanspreekt? Tijd om de muur om ons heen af te breken.